De
geschiedenis van Achlum |
||
Schrijver, dichter Harmen Sytstra | ||
Harmen Sytstra 1817 - 1862 |
In de eerste helft van de
vorige eeuw, woonde er te Achlum een jongeling die naam
maakte op het gebied van de fryske beweging. Daarmee
bedoelen we Harmen Sijtstra die in 1817 te Midlum werd
geboren[1]. Hij was een zoon van Sijtse Harmens
Sijtstra en Tjitske Japiks Wierda. Zijn vader was
arbeider. Harmen bleef enig kind. Hij was ongeveer een
jaar toen zijn vader stierf. Mem
ging in Ritsum wonen maar Harmen ging naar beppe Antje
Klazes Wierda, die in Achlum een klein boerderijtje
dreef, dat ze verkocht toen ze door ouderdom het werk
niet meer aankon. Mem
trouwde na twee jaar met Klaes Wijbes Salverda te Ritsum,
die land gebruikte naast de boerderij n. Toen
Harmen 7 jaar was stierf zijn moeder en kort daarna zijn
grootmoeder. De opvoeding werd daarna overgenomen door
een familielid namelijk Klaas Vellinga, bakker te Achlum
in de bakkerij over de vaart, thans Tanjabuurt no. 8. Harmen
moest nadien de handen uit de mouwen steken, zodat hij op
12-jarige leeftijd bakkersknecht was. Hij
vond echter zijn draai niet en begon veel te lezen en
oriėnteerde zich op het gebied van de wis- en
natuurkunde. De
schoolmeester Ulrich Harmen Donia was met hem ingenomen. Hij
studeerde gemakkelijk uit vrije wil en begaf zich op het
terrein van rekenen, algebra, sterrenkunde en talen. Maar
tegelijk interesseerde hem buitengewoon de friese taal.
Wanneer 's avonds een ieder in het dorp naar bed was of
zich in de zomer naar het kaatsveld begaf, haalde Harmen
zijn boeken te voorschijn en studeerde achter de
takkebossen op de brand stofzolder. Ook
wanneer hij ging venten met het brood in een paar voor
zijn leeftijd te grote korven, aan een juk, dat op zijn
te kleine schouders rustte, werd op het binnenpad naar
Sopsum of IJslumburen het kladbrief je met dichtregels te
voorschijn gehaald. Door de eerste, zij het eenvoudige
dichtregels, kreeg hij kennissen, maar niet uit Achlum. Zijn
grootste vriend en medestrijder in de friese taal werd
Tiede Roels Dijkstra, een student uit Franeker, een
koopmanszoon: geboren 25 april 1820 te Leeuwarden.
[1] Geschiedenis en letterkundig mengelwerk, Jac. Scheltema, Provinciale bibliotheek Leeuwarden |
|
Met deze Tiede
Dijkstra en J. van Loon een notariszoon heeft hij er in
1844 aan meegewerkt dat het Selskip Frysk foar Tael- en
Skriftekunde werd opgericht. Zoals
reeds gezegd, ging zijn belangstelling meer uit naar
schrijven en rekenen dan naar de bakkers trog. Daarom
vertrok hij in 1842 op 25- jarige leeftijd naar Sexbierum
als boekhouder bij een smid en paardedokter Wilsje
Hoekstra. Daar behaalde hij enkele jaren later de akte
van onderwijzer. Het
gemeentebestuur van Barradeel zag ook wel iets in deze
jongeman en benoemde hem tot onderwijzer. Na
nog enige tijd dit beroep ook te Arum hebben uitgeoefend,
werd hij te Bergum benoemd. Intussen
werd hij actief medewerker aan het in 1845 opgerichte
fries tijdschrift Iduna. Daarin kon hij zijn talenten
kwijt. In dit tijdschrift heeft hij gepubliceerd over de
grappen en grollen toegedicht aan Klaas Gerrits Wieringa,
in de omgang Klaas Kunst genoemd. De verhalen over deze
man had hij van horen zeggen en daarbij zijn fantasie
rijkelijk de vrije loop gelaten. Vandaar
de vele uitzonderlijke verhalen. Van
zijn hand is ook de populair bekende wāldzang:
"Noai sander wjergea, binne de Wālden, smūk
skaadzjend beamtegrien, oeral yn t rūn enz. Vanuit
Bergum is hij hoofd van de school geworden in Baard,
gemeente Baarderadeel, waar hij is overleden. Hij had
overigens een zwakke gezondheid. Het
gezin had vier jongens. Zowel
te Achlum, Bergum als te Baard is een straat naar hem
genoemd. |
||
zie ook: http://www.carlavanbeers.nl/page19.html | ||
Verder > < Terug naar overzicht Families ©Klaas van der Pol, Drachten 1987 - VanderVelde.Net |